Meneer Chang (Ku Feng) is een van de
meest gerespecteerde mannen uit het dorp. Niet alleen runt hij een
dokterspraktijk maar hij houdt zich ook erg bezig met kung fu. Ook is
hij het hoofd van een vereniging de bescherming van de Boeddha beelden
in de regio op zich neemt. Een erg druk baasje dus. Samen met zijn zoon Chang Siu Tai (Fu Sheng) woont hij midden in de stad. Graag had hij de jongen iets
verantwoordelijker gezien. Chang Siu Tai is namelijk nogal lui en lijkt de zaken
niet echt serieus te nemen. Regelmatig moet hij zijn zoon dus ook uit de
problemen helpen. De tijden lijken alleen steeds meer te veranderen.
Veel Engelse kolonisten vestigen zich in China. Al deze mensen hebben
natuurlijk niet de culturele achtergrond die de Chinesen wel hebben en
dit geeft veel problemen. Ze hebben dus ook totaal geen benul van wat
een Boeddhabeeld voor de gemeenschap betekend. Als een van de
belangrijke Engelsen bijna jarig is proberen ze dus ook een van de
beelden te kopen. Het hele dorp gaat in opstand en de Engelse druipen in
eerste instantie af. Maar opgeven doen ze niet. Ze besluiten dat eerst Chang maar uit de weg geruimd moet worden. Hij is de meest
invloedrijke persoon uit de stad. Zonder hem zullen de mensen veel
makkelijker over stag gaan. Samen met hun Chinese vrienden organiseren
de Engelse een bokswedstrijd. Chang wordt op zo'n manier uitgedaagd dat
hij er niet onder uit kan. Chang Siu Tai biedt zijn vader aan om het duel voor hem
te vechten. Chang wil hier echter niets van horen. Hij vindt niet dat Chang Siu Tai
al aan zo'n grote verantwoordelijkheid toe is. Maar Chang Siu Tai laat zich niet
uit het veld slaan. Hij stopt iets in zijn vaders thee. Nog voordat de
man bij de voordeur is raakt hij tijdelijk verlamd. Chang Siu Tai helpt hem in bed
en blij gaat hij naar de wedstrijd. Ondanks dat het wat moeite kost weet
hij te winnen. De Engelsen zijn woedend en beramen zonder pardon een
aanslag op Chang en zijn zoon. Ook dit plan valt in het water. Maar dan
krijgen de Engelsen hulp van een groep Japanse samurai's. Deze staan
onder leiding van Yamaguchi (Chan Wei Man), een meedogenloze vechter. Het ziet
er naar uit dat vader en zoon hier niet tegen opgewassen zijn. Hierdoor
lijkt de toekomst van het Boeddha beeld opeens te wankelen.
Voor meester regisseur Sun Chung de laatste film die hij
maakte voor de Shaw brothers. Opvallend is dat dit een vrij lichte
komedie is en dat valt nogal op tussen zijn overwegend serieuze films. 'My
rebbelious son' is dus ook meer een film die je bij een individuele
productie maatschappij zou verwachten. De hype van die tijd was ook kung
fu komedie. Waarschijnlijk probeerde de studio de tegenvallende
resultaten hier wat mee te redden. Helaas was het hele genre ten dode
opgeschreven en mocht dit alles niet baten. Zoals altijd weet Sun Chung
weer iets moois van zijn film te maken. Zijn werkwijze is totaal anders
dan die van andere Shaw regisseurs. De manier waarop hij met de
binnensets om gaat is heel bijzonder. Je hebt bijna geen moment het
gevoel dat het daad werkelijk binnen opgenomen is. Dit doet hij
hoofdzakelijk door maar heel weinig van de achtergrond doeken in beeld
te laten komen. Verder maakt hij op zijn kenmerkende wijze gebruik van
de grootte van de sets. Zonder moeite gaan we gewoon complete gebouwen
door. Er zitten dus veel lange en bewegende camera shots in de film.
Vooral de moderne dansscène zit hier vol mee. De camera volgt iedereen
op de dans vloer terwijl er stiekem gevochten wordt. Verder wordt er
regelmatig gecombineerd met buiten opnames. Fu Sheng speelt een
personage zoals hij eigenlijk altijd speelt. Jong, brutaal, weinig
serieus maar toch een goede vechter is de beste manier om hem te
omschrijven. Zoals altijd doet hij het leuk. Wat gezegd mag worden is
dat hij bijna al zijn gevechten zelf doet. Heel af en toe wordt er
gebruik gemaakt van een stuntman. Het vele wapen gebruik maakt dit extra
bijzonder. We zien hem vechten met een stok, hellebaard, kiem en nog
vele andere wapens. Dit alles zit vooral in het eindgevecht wat
enigszins in toernooi stijl is. Als laatste neemt hij het op tegen Chan
Wei Man. Naar mijn idee had Chan Wei Man best een wat grotere rol mogen
hebben. Echt dialoog heeft hij niet en zijn gevechten beperken zich tot
twee. Echt lang zijn deze gevechten nu ook weer niet te noemen. Zijn
personage is Japans en hierdoor hanteert hij natuurlijk een Samurai
zwaard. Dit staat hem erg goed en het zelfde geldt eigenlijk ook voor
zijn kleding en haardracht. Een andere acteur die wel veel vecht in 'My
rebbelious son' is Ku Feng. Normaal gesproken zijn de rollen die hij
speelt niet zo actief. Hij is meer een drama acteur. Toch staat hij zijn
mannetje goed. Pas als je op het benenwerk en de details in de handen
gaat letten valt hij door de mand. Het verhaal van de film zit goed in
elkaar. Hoofdzakelijk wordt het verschil tussen de Europese en Chinese
cultuur aangehaald. Tradities tegen moderne onverschilligheid en vooral
respect is erg belangrijk. Hier door ontstaat er een zelfde soort
combinatie als in Liu Chia LIang's 'My young aunty'. Traditionele
Chinesen nemen het op tegen verwesterde Chinesen. Dit geeft een rare
combinatie wat kleding betreft. Want de een loopt in driedelig pak of
hoepelrok terwijl de andere in zijn authentiek Chinese kloffie loopt.
Ondanks dat het een soort komedie is heeft de humor niet de overhand.
Het blijft allemaal bij wat gekkigheid en gaat niet over de top. Fu Sheng trekt zijn gebruikelijke gekken bekken en dit werkt erg goed. 'My
rebbelious son' is dus ook een lekker luchtige film die absoluut voor
een leuke avond kung fu en humor zal zorgen. Copyright
kungfufilms.nl (2005) |